Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Mijn [35]gebeente kleeft aan mijn huid en aan mijn vlees; [36]en ik ben ontkomen met de huid mijner tanden. 35. Hij wil zeggen dat al de vochtigheid en kracht zijns levens zo verteerd en uitgedroogd was, dat hij niet veel meer had dan het vel en de benen, welke met het vel en het weinige vlees zou uitstaken, dat zij niet daarmede schenen te groeien, maar daaraan gehecht te zijn. Vergelijk Ps.102:6. 36. Dat is, de Heere heeft mijn lichaam zo aangetast, dat daaraan niets overig is gebleven dan het vel, hetwelk is aan de tanden, dat is het tandvlees, of de lippen, waarmede de tanden bedekt zijn. Hij wil zeggen dat hij niet dan een geraamte was van beenderen met vel bedekt, zodat hij bijna anders niets had dan den mond om te spreken.